woensdag 7 juni 2017

Het feest der verrotting


Je houdt van eten. Of je nu wilt of niet, dat is nu eenmaal in elk mens ingebakken.
En je vindt het nog lekker ook. Dat heeft de natuur zo uitgevonden en komt uit de tijd dat we nog niet na konden denken. Toen moest er toch een trigger zijn om je te laten eten: dus geestelijk belonen met dopamine. Nu we inmiddels kunnen nadenken, hebben we nog steeds dat beloningssysteem in onze hersenen zitten en omdat we er ook gemakkelijk aan kunnen komen eten we er lustig op los.
En we hebben er nog iets aan vastgeknoopt: gezelligheid. We eten bij voorkeur samen. Thuis, in de bedrijfskantine of in een restaurant, we eten vrijwel nooit alleen. We zoeken elkaar op en gaan bij elkaar zitten om samen te verrotten.
En dat vind ik raar.
We gaan tegenover elkaar zitten, heel dicht bij elkaar met daartussen een tafel met een bord en daar verorberen we dan de meest afschuwelijke dierenlijken op een walgelijk onsmakelijke manier.
Je hebt daarvoor speciaal een gat in je hoofd die je open en dicht kunt doen en zodra je dat gat opent stop je er een stukje beestenlijk in en dan begint het feest van verrotting.
Je zit heel dicht tegenover elkaar en je ziet de snijapparatuur in dat gat, je ziet de doorzichtige drab in dat gat, datgene dat we speeksel noemen en gelukkig gaat het gat weer dicht bij de meeste mensen wanneer de eerste fase van de verrotting start: de vermaling. Maar je ziet wel de beweging.
Wat is dat eigenlijk, eten?
Een onsmakelijk geheel van ooit levend geweest spul, dat nu dood is (een paar Japanners daargelaten) en dat we moeten laten verrotten om er wat uit te halen dat wat je nodig hebt om je lichaam van energie en andere noodzaken te voorzien.
Dus eerst moet je iets dood laten gaan. Als het tenminste een dier betreft zoals een koe, een varken of een kip. Groente en fruit kun je gewoon levend eten en graan en tarwe is hartstikke dood gebakken als het tot brood is omgevormd.
Dood of levend, we hebben er voordat het lichaam betreedt er al van alles aan gedaan om het eetbaar te maken (= klaarmaken voor verrotting). En eetbaar is in dit geval het eten een vorm geven dat we kunnen verwerken, maar ook en vooral om het smakelijk te maken. Zodat je smaakpapillen kirrend van genot doorgeven aan je hersenen dat ze wat dopamine moeten aanmaken. En dat is fijn voor een mens.

Dat verrotten begint al in dat eerder besproken gat: de mond. Daar hebben we wat gereedschappen voor nodig. Snijapparatuur, tanden en kiezen om het in de juiste kleine vorm te krijgen en klieren om speeksel aan te maken. Dat speeksel loopt voorop in het verrottingsproces.
En dat terwijl je dicht bij elkaar naar elkaar zit te kijken. Zo vies, dat verzin je niet.
De attributen die direct betrokken zijn bij de verrotting zijn – in die volgorde - de mond, de slokdarm, de maag, de dunne darm, de dikke darm en de endeldarm. Ten slotte de uitgang, de anus. En natuurlijk iets om er in te stoppen en we nemen een dooie kip in stukjes en warm gemaakt.
Het stukje kadaver wordt dus fijngemalen en vermengd met speeksel. In het speeksel zit een enzym dat alvast de koolhydraten afbreekt. De afbraak van koolhydraten begint dus al in je mond.
Na verloop van tijd heb je het stukje lijk voldoende fijngemalen en slik je het door, naar de slokdarm. Die gaat hevig bewegen om het spul richting maag te krijgen, maar daar zie je niets van, dat gebeurt allemaal binnenboord. Met een klepje dat open en dicht gaat plonst het stukje dode dier in een zak met zoutzuur: de maag. En hier gaat het verrotten pas echt goed beginnen, alle remmen los. Helse sappen slopen alles tot een vieze groene brei. En hop, via weer een klepje gaat het voort naar de dunne darm. Hier nog wat kwalijk riekende sappen van de alvleesklier en galblaas er bij om het nog erger te maken en de verrotting gaat verder en verder.
En dat gebeurt allemaal in dat restaurant…
We zijn er nog niet. Er zijn intussen veel voedingsstoffen aan deze blubber onttrokken en er is niet veel meer over van het diertje. Je kunt met recht zeggen dat het een stoffelijk overschot is. Dat wat er nog wel over is kan het lichaam niet gebruiken en wordt afgevoerd. Hup de dikke darm in. Nu ziet het er nog uit als kikkerdrilachtige haaienvinnensoep, maar de dikke darm haalt het meeste vocht uit die drek en plempt het restant in de endeldarm. Daar kan aardig wat in, maar vol is vol en dan gaan de alarmbellen rinkelen in de hersenen. Dat spul moet je kwijt. Daarvoor heb je op een hele rare plaats, een soort donut die open en dicht kan. Zie het maar als een touwtje waar vanuit je hersenen aan wordt getrokken, dan gaat ie open en komt alles er uit. Die smurrie stinkt als de ziekte.
Het gaat ook niet anders want je zit op die donut, maar het valt me nog mee dat we die laatste stap niet in het restaurant doen. Nee, dan gaan we dat ineens in alle eenzaamheid en stilte in een heel klein hokje doen op een soort stoel met een gat erin, anders kun je de donut niet openzetten.
Al met al begrijp ik het niet en vind ik het raar, dat we van zo’n vieze aangelegenheid als verrotting een soort feestje maken. Walgelijk.
Ik weet zeker dat de eerstvolgende keer dat je in een restaurant zit, je aan dit verhaaltje moet denken.
En als je er veel aan denkt, ga je in ieder geval afvalluuh.


De groeten van Ghans




Geen opmerkingen:

Een reactie posten