Lang tuurde ik op de kaart. Dat was onzin, want er stond maar één vegetarisch gerecht op, maar ik wilde mijn collega eerst laten kiezen en dan opvallend een vegetarisch menu kiezen. dan weet hij waar ik voor sta! De ober kwam. Wij bestelden en de ober schreef. Vanuit mijn ooghoek zag ik een wenkbrauw iets omhoog gaan. 'Een champignonmenu?' zag ik hem denken. De vorige keer had ik een tournedos, waar ik nauwelijks overheen kon kijken. Gezellig babbelden wij over het weer, het werk en de vakantie. Mijn maaltijd zag er best goed uit. Groot bord, leuk opgemaakt met allerlei kleurtjes. Onopvallend keek mijn collega er naar. Ik snapte niet waarom hij er niets over zei. Uit mezelf er over beginnen doe ik niet. Dat is raar. Dit is echt zo'n situatie waarin de ander een vraag stelt en jij dan al antwoordend kunt vertellen. Je zegt niet : ik ben vegetariër. Net als je niet zegt: ik ben aan het afvallen. dat zeg je pas als iemand "iets"aan je ziet en er wat van zegt. Ik werkte een deel van het voedsel naar binnen, maar dat viel niet mee. Het zag er gezellig uit en het smaakte niet vies, maar het was een beetje taai. De champignons waren gemaakt van gummiballen en verder was het bord voorzien van gehakte fietsband, fijngesneden schoenzolen en restanten van de asfaltfabriek. Het sausje was niet taai. Mijn spanning steeg. Ik moest mijn verhaal testen. Het kwam pas bij het nagerecht en het kwam hard aan. Mijn collega respecteerde mijn standpunt, zei hij, maar.... waarom draag ik dan wel leren zolen en eet ik wel eieren en mijn kat wel blikvlees geef en mijn shampoo op dieren getest en ga zo maar door. Het was niet meer zo gezellig de rest van ons samenzijn en verslagen kwam ik thuis.
Het was hoog tijd om een nieuw plan te bedenken en dat deed ik wederom na de nachtelijke knipperlichtsessies . Moest ik terug naar parttime vegetariër? Of naar vissetariër, wel vlees maar geen vis. Of gewoon weer alles eten. Het gaat mij toch te ver dat ik vanwege gebrek aan argumenten mijn principes moet aanpassen. Na een week wist ik het. Ik had het helemaal uitgezocht en ik was er van overtuigd dat het goed was. Veganist. Goed voor het milieu, tegen het voedseltekort op de wereld, voor mijn gezondheid en tegen het dierenleed. Een wondermiddel dus. Doen! riep ik tegen mijzelf. Kan niet meer fout gaan. Geen dieren meer nodig voor en in mijn leven. Het ging aardig. vervelend was dat ik mijn kat moest loslaten in het bos. Terug naar de natuur, want een veganist heeft geen huisdieren. Het groene boekje voor veganisten zegt nog veel meer. Vooral wat niet mag. En dat is nogal wat. Het meeste gaat goed. Sommige dingen niet. Lastig is de groene stroom, die wordt opgewekt met een getijdencentrale in zee en daar hebben de vissen en vogels dus last van. En dus mag ik geen groene stroom. Nog lastiger is dat je niet meer ziek mag worden. Medicijnen zijn vrijwel zonder uitzondering op dieren getest. Waar ik helemaal van in de war raakte was melk. Melk komt van koeien en is dus verboden. Maar borstvoeding dan? Voor de baby, wel handig, maar is dat nou dierlijk of niet. En dan? Ik vraag het wel eens na aan een ethicus. Intussen beheerst het mijn leven wel erg. Ik loop door de wei om schapenvacht te verzamelen. Scheren mag niet, maar als het er vanzelf af valt mag het namelijk wel. Heb ik tenminste straks een trui. Maar ik doe mijn principes geen geweld aan. De dieren zijn erg blij met mij. Denk ik. Dapper worstel ik de eerste maand door met ups en vooral downs. Uiteindelijk blijft er wel een goed gevoel over. Ben een echte dierenredder geworden, een weldoener. Niemand heeft nog opmerkingen kunnen bedenken dat ik het één wel doe en ander niet. Ik ben consequent en duidelijk en daarmee heel tevreden. De tweede maand knaagt het aan alle kanten. Het is net als bij stoppen met roken. De eerste tijd speelt iedereen de lofzang over je en daar haal je een deel van je voldoening uit. Na een maand vindt iedereen het gewoon en dan begin je nog meer te lijden onder je gemis. Maar ik heb een sterk karakter en houdt het vol. Dat was ook zo, totdat mijn wijsneuzerige, gebrilde, pukkelige buurjongetje Jorijn bij mij langs kwam met een artikel dat hij van internet had geplukt. Jorijn is 13 jaar, bijdehand, eigenwijs, weet altijd alles beter en heeft altijd gelijk. Het meest ergerlijke is dat dat laatste nog waar is ook. Later las ik het artikel. Met een groeiend gevoel van rottigheid zag ik wat ik allemaal nog steeds verkeerd deed. Wil ik het allemaal goed doen, moet ik katten redden uit het asiel, geen rubber meer gebruiken want daar zitten dierlijke grondstoffen in, geen plantaardige margarine meer eten want daar mogen (wettelijk) dierlijke grondstoffen in en geen groenten meer eten die met pesticiden zijn behandeld. Maar zonder kan ook niet, want dan zou je kleine insecten kunnen opeten. Ongedierten zijn ook levende wezens.
Ik had het helemaal gehad. Ik rende naar een restaurant, bestelde de grootste biefstuk die ze hadden en vroeg of de kok asjeblieft alle champignons uit de keuken wilde weggooien, op mijn kosten. Heerlijk was het. Terwijl ik nu verzadigd wacht op een zo dierlijk mogelijk nagerecht, schrijf ik dit stukje. Je doet het toch nooit goed…
© Ghans Dorrebrein